woensdag 12 maart 2014

Interview met Tommy Wieringa voor De Morgen

In de boekenweek viert de roman hoogtij. Schrijvers zijn dan bij uitstek ambassadeurs van hun eigen vak. En dat is hard nodig nu het boekenvak wordt gereduceerd tot boekhoudkundig plussen en minnen, waarbij het effect van literatuur - de voor ieder mens zo noodzakelijke diepgang, empathie en bewustwording - voor het gemak wordt vergeten. In Nederland woedt een veenbrand. Een grote boekhandelketen is gesloten, kranten stoppen met hun literaire bijlagen of maken die kleiner, schrijvers discussiëren over het nut van literatuur of de vraag wat literatuur is.


De literatuur zit aan zn top en kan enkel nog bergafwaarts?
Nou, nee. Ik vind eigenlijk dat je moreel verplicht bent om daar niet somber over te zijn, om gewoon je werk te doen en niet te klagen, zelfs al zijn er bijzondere dingen aan de hand. Kijk, hier in Amsterdam Centrum gaat een grote winkel dicht, maar aan de overkant van het IJ, in de onooglijke, armoedige Van der Pekstraat, waar zelfs gaten in de weg zitten, is net de boekhandel Over het water geopend. Ik wil de eigenaresse daarvan als voorbeeld nemen. Nadat ze voor een boekhandel had gewerkt die moest sluiten, ging ze langs de deuren met een kar als een soort mobiele bibliotheek. Via crowdfunding verzamelde ze genoeg geld om een prachtige boekhandel te openen. Ik vind een zon boekhandel opwegen tegen een joekel in het centrum, waar het boek weliswaar door de individuele boekverkopers werd liefgehad maar niet door de bestuurders. Die hadden net zo goed kaas of lijm kunnen verkopen. Deze vrouw weet waar ze het over heeft en kan in Amsterdam Noord mensen enthousiasmeren voor het boek. Dat is de allerbelangrijkste taak van een boekhandelaar. Op bol.com kun je wel zien dat de nabootsing van het werk van een boekhandelaar absurditeiten oplevert: klanten die dit kochten, lazen ook…’ Het hele wezen van de boekhandelaar staat in het teken van dat ene zinnetje. Dat is zijn vak. Dat kun je niet in algoritmen vangen, dat leidt tot oppervlakkigheden waar je geen zak aan hebt.

Toch is er onmiskenbaar iets aan de hand.
Jawel, maar wat de literatuur betreft moet je niet buigen voor de macht van het getal. De literatuur ondervond pas heel laat een effect van de crisis. Oké, laat het naijl-effect dan ook wat langer duren. Belangrijker is dat terwijl de crisis toesloeg er tegelijk een geweldige technologische ontwikkeling plaatsvond die recht tegen het lezen van papieren boeken in ging. Nu krabbelen we op uit de crisis en is de wereld onherstelbaar veranderd. We weten nog niet hoe het verder moet. Wie wil zich straks nog de moeite getroosten om een roman te lezen? Dat is de hamvraag.  

In 2010 sprak ik met Hella S. Haasse en toen zag zij al dat mensen meer tijd willen nemen voor intellectuele uitdagingen.
Ik kan wel met de wolven meehuilen als ik slecht geslapen heb en te veel gedronken. Maar zodra ik erover nadenk, valt mij vooral de enorme vitaliteit van het genre op. En als ik een roman schrijf, heb ik niet het minste gevoel van neerslachtigheid of defaitisme. Dan denk ik: godsamme, wat is dit toch een verrukkelijk ding om te maken. Ik ben oprecht gelukkig als ik werk, als ik me in dienst stel van het verhaal dat verteld moet worden en daarmee worstel. De aard van het beestje is te levenslustig voor somberheid. 

In de tijd van Fitzgerald en Albee, twee auteurs waarnaar je in dit boek knipoogt, moest de hausse nog komen. Toen waren de verkoopaantallen kleiner, maar was de literatuur niet minder belangrijk. 
Inderdaad. Fitzgerald verdiende dan wel weer zijn gewicht in goud per verhaal. Een keer kwam hij bij zijn uitgeverij vandaan, stapte in de taxi, hing dronken achterover op de achterbank, keek naar een paarse zonsondergang en was lyrisch omdat zijn debuut een schitterend succes was. Hij jammerde en huilde omdat hij wist dat hij nooit meer zo gelukkig zou zijn.

Ken jij dat soort momenten van euforie ook?
Absoluut. Ik ben een ongelooflijke geluksvogel. Het boekenweekgeschenk te mogen maken! Ik had lijstjes in mijn hoofd: eerst die nog en die en die en die en als ik dan oud ben en slap, dan vragen ze mij. Maar gelukkig vroegen ze me nu al.

Je bent inmiddels ook een veertiger die zijn krachten voelt afnemen...
Welnee, ik ben juist opnieuw begonnen met rugby. Ik heb me voorgenomen om nooit te stoppen.

Je schrijft dit voor je wapenbroeders, getuige het motto.
Het is een masculiene wereld. Nee, ik schrijf het niet voor ze, ik heb het aan ze opgedragen. Aan mijn oude, trouwe vrienden, zonder wie ik mij het leven niet kan voorstellen.

Het lijkt voor hen een waarschuwing: doe het vooral niet met een groen blaadje als je gelukkig wilt zijn.
Het is van alles, een roman mag ook best een recept zijn: waarschuwing voor oudere heren ter behoud van levensgeluk: niet aan dit soort wanen ten prooi vallen. Al is het heel voorstelbaar, want het is een verrukkelijke waan, de liefde voor een mooie jonge vrouw. Die overigens ook heel goed uitpakken, maar dat is niet het terrein van dit boek.

Citaat: Hij werd niet jonger van haar, zij werd ouder van hem.
Dat is een kernzin. Ouderdom wordt gezien als vermeerdering van wijsheid, maar wijsheid is een minderwaardig substituut voor de absolute levenskracht van de jeugd. Nou, ik weet wel wat ik liever heb. Het gaat sneller dan je denkt. Dat je voor de spiegel staat en er opeens twee barsten in je gezicht  zijn gesprongen. Hoe komen die daar, gisteren waren ze er nog niet en nu gaan ze nooit meer weg. Ik kan me niet voorstellen wat het betekent als je op een dag steunend uit je bed komt, moeite hebt om overeind te komen, schuifelend door de gang gaat, jezelf stevig aan de trapleuning vastgrijpt om niet te vallen. Ik kan toch de rest van mijn leven dit doen (hij schuift zijn stoel naar achter en tikt behendig zijn voeten met zijn vingers aan)?! Ik begon met rugby op mn negentiende, tot ik een tijd moest stoppen door blessures. Afgelopen weekend, op weg naar mn zesde wedstrijd dit seizoen, klopte mn hart als een bezetene. Net als toen ik jong was. Ik ben altijd een beetje bang geweest voor andere grote agressieve en geladen lichamen die je kunnen vernietigen en ik wist dat die huivering met doodsangst, maar ook met levenslust te maken heeft. Ik dacht: mn leven begint echt gewoon weer helemaal opnieuw. 

Hoofdpersoon Edward klampt zich vast aan Ruth, maar de echte levensenergie wil niet meer komen. Behalve op het moment dat ze vanuit het ziekenhuis terug naar huis rijden met op de achterbank hun pasgeboren zoontje.
Dan voelen ze zich als tieners, ja. Dit boek is een grote evenwichtsoefening voor de hoofdfiguur. Zijn huwelijk met een zoveel jongere vrouw is een disbalans die hem kwelt. Ik heb dit principe in werking gezien, een man met een jonge vrouw die een nog jongere minnares neemt, en begreep het aanvankelijk niet. Maar het is briljant in zijn eenvoud: zo brengt hij het evenwicht terug. Hij beledigt zo de belediging die de leeftijd van zijn vrouw voor hem is. Afgelopen week zag ik dat ik er al eerder over schreef in 2007, in een column voor de krant. Een voorstudie. Daarin staat bijvoorbeeld: ‘Een jonge vrouw is een overwinning op de tijd, die niet kan worden opgeëist.’ Profetische woorden. Dit boek komt er rechtstreeks uit voort.

De huilbaby komt daarin niet voor en is slechts een detail in het boek. Evengoed is het een bepalend detail voor Edwards verwijdering en de vervorming van zijn werkelijkheid. 
Een van onze dochters was een huilbaby. Ik wil de vergelijking met een langdurige marteling niet te ver doordrijven, dat zou ongepast zijn, maar slaapdeprivatie is verwant aan marteling, het is een methode. Een CIA-officier en een Al Qaida-strijder houden niet van elkaar. Maar ik hou natuurlijk wel van mijn kind. Toch dacht ik zo nu en dan: nu moet het ophouden, anders sta ik niet voor mezelf in. Daarbij, je bent een machine die bedoeld is om te verzorgen en die machine vervult zijn taak uitstekend. Maar wat gebeurt er? Het object van al die aandacht weigert mee te werken. Het doet niet wat het zou moeten doen, want het huilt. En het huilt meer dan zeven uur per dag. Dan volgt totale radeloosheid. Dan ontstaat een surreële werkelijkheid: het gelijktijdige gevoel van het grootste geluk omdat je een kindje hebt gekregen vermengt zich met het allergrootste ongeluk door uitputting. Dan wil er wel eens iets mis gaan.

Geluk is een vreemd ding dat je maar nauwelijks vast kunt houden.
Ja, geluk verandert van aanzien, net zoals de schoonheid van Edwards mooie jonge vrouw op een gegeven moment went. Maar de komst van kinderen verandert wel ontzettend veel. Ik wist niet dat liefde zoveel verdiepingen bezat. Je krijgt een kind en denkt: zoveel kan ik nooit meer van een ander kind houden, groter dan dit wordt het niet, meer heb ik niet in me. En dan komt er een tweede en dan vloeit je beker opnieuw over. Er is geen einde aan, een mer à boire. Een machinerie die geluk maakt. Ach, en wat betreft Edward. Hij lijdt, hij heeft veel verloren, maar heeft nog oog voor spinnetjes die een web rond een paar grassprieten weven, wat alleen ’s morgens vroeg zichtbaar is als er dauw op ligt. Voor iemand die zulke dingen ziet, is er nog hoop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.